Koninginnenhapje met kalkoen

1. Snij de kalkoenfilet in vier grote stukken en braad ze kort aan in wat olijfolie. Overgiet ze met de gevogeltefond en voeg er de schoongemaakte wortel, selder en prei aan toe. Doe een deksel op de pan en laat de filets een kleine 20 minuten garen.
2. Maak intussen de champignons schoon en bak ze in wat boter tot alle vocht verdampt is. Kruid met peper en zout. Rol balletjes van het gehakt, rol ze even door wat bloem en kook ze in ruim water waarin het bouillonblokje is opgelost. Haal ze met een schuimspaan uit de kookpan zodra ze bovendrijven. Laat even uitlekken.
3. Haal de kalkoenfilets uit de bouillon en snij ze in stukjes. Zeef de bouillon. Smelt een klontje boter in een kookpot en doe er een flinke eetlepel bloem bij. Doe er de bouillon bij waarin de kalkoen gekookt is en roer tot een gladde saus. Voeg er citroensap naar smaak aan toe en zet het vuur uit. Doe er de room bij; de saus mag niet meer koken. Roer ten slotte de kalkoen, de balletjes en de champignons door de saus.
4. Doe alles in een grote ronde kom. Bedek de kom met het bladerdeeg. Maak in het midden een 'schoorsteentje' door een reepje papier op te rollen en het door het bladerdeeg te steken. Zo kan de lucht ontsnappen en wordt het deeg lekker krokant. Snij wat eenvoudige figuurtjes uit het kleine vel bladerdeeg en kleef ze met wat losgeklopt ei op het bladerdeegdeksel. Zet 10 minuten in een voorverwarmde oven op 210° C of tot het deeg mooi goudbruin is en de top helemaal bol staat. Haal uit de oven en serveer meteen met rijst.